Pieterpad

Vierlingsbeek-Swolgen (21 km, Pieterpad etappe 20)

In Vierlingsbeek loopt U langs de prachtige kerk nog een stuk door het dorp. Daarna loopt een mooi bospad langs de Molenbeek met even verderop een oude watermolen. Het dorp Vierlingsbeek – een vierling is een viersprong – is genoemd naar deze beek.

Holthees is het laatste Brabantse dorpje voor de grens met Limburg. Net voor Holthees kom je langs een oorlogsmonument. Via de brug over de Molenbeek loop je Limburg weer binnen richting naar Smakt waar St. Jozef aanbeden wordt, vooral door vrijgezellen die graag een levensgezel willen.

Na een aantal kilometers over het zandpad langs de spoorlijn loop je het Landgoed Geysteren binnen. Dit gebied is in beheer bij de Stichting Het Limburgs Landschap. In het bos ligt De Sint-Willibrorduskapel. De kapel, gesticht door de hier vroeger rondtrekkende Willibrordus, ligt midden in het bos. De kapel dateert uit 1543, de de Willibrordusput ernaast is nog veel ouder. Volgens de overlevering heeft Willibrordus hier rond 700 als zendeling rondgetrokken en de bekeerde bevolking gedoopt. Met een kleine omweg pik je dit toch even mee als je het Pietepad loopt.

Het Pieterpad vervolgt met een boog om het dorp Geysteren. Hier loop je over prachtige bospaden en zie je fraaie huizen, verscholen in het bos. Bij mooi weer is ook de omgevallen boom een aanrader voor een kop koffie!

Voorbij Wanssum loop je weer langs de Molenbeek.
Vanuit het buurtschap ‘Keuter’ zie je in de verte de kerktoren van Swolgen al met daarachter Bed & Breakfast De Oude Pastorie, je eindbestemming van deze wandeling. Nog slechts enkele kilometers tussen de aspergevelden brengen je daar. Vanuit de gastenbadkamer zie je de Pieterpadroute voor morgen alweer letterlijk liggen!

Swolgen – Venlo (22 km, Pieterpad etappe 21)

Swolgen is een rustig, groen en ruim dorp. Vanuit de achterpoort van Bed & Breakfast De Oude Pastorie in Swolgen loop je het bos in (Boabelweg), verderop is er een fraai heuvelachtig heidelandschap met kronkelende paadjes: de Tienraijse en Swolgender Heide. Swolgen is dus puur natuur.

Verderop is een moerasachtig gebied Het Schuitwater, erdoor loopt een houten vlonderpad, een zogenoemd knuppelpad. Het knuppelpad ontsluit het moerassige gebied voor de wandelaars. De loopplanken worden gezaagd uit kastanjehout van 3 cm dik en 15 cm breed. Hier is ook het langgerekte meertje Het Schuitwater, ontstaan uit een afgesneden bocht van de Maas.

Na enkele kilometers verandert het landschap. Je laat de bossen achter je en je komt in een landschap met glooiende akkers in het rozengebied rond Zwaanenheike. De rozenroute leidt je langs de rozenkwekerijen – een prachtig gezicht.

Bij Houthuizen passeer je kasteel Kaldenbroek, tegenwoordig een boerderij en privewoning. Maar het kasteel heeft een lange historie: de oudste vermelding is in 1394, toen Alart Vleck het ‘Huys tot Caldenbroick’ in leen kreeg van de hertog van Gelre. Van het middeleeuwse huis is niets meer over, maar restanten van het oude huis zijn wel verwerkt in het nieuwe, dat begin zestiende eeuw gebouwd werd. Het huis is niet te bezichtigen, en alleen van een afstand te zien omdat er nu “gewone” mensen hun leven leven.

Door Grubbenvorst loop je naar de pont die je over de Maas brengt. In de verte zie je de boogbrug in de snelweg A67, een technisch monument in het schilderachtige Maaslandschap.

Aan de overkant loop je over de dijkwegen en door het dijkgebied de laatste kilometers naar Venlo.

Bereikbaarheid met het openbaar vervoer

Omdat het hier een route betreft (geen rondwandeling), moet je kiezen of je je auto aan het beginpunt of aan het eindpunt parkeert. Voor actuele informatie over het openbaar vervoer op de dag waarop je de wandeling wilt maken kun je beste kijken op de site 9292ov, onder reisadvies. Uiteraard kunt U al onze arrangementen ook gebruiken als zijnde een Pieterpad-arrangement.

Bereikbaarheid met de auto

A73 afslag 10. N554 en de Spoorsttraat richting Swolgen. Parkeren kan op het kerkplein, U loopt dan rechts langs de toren naar achteren en ziet B&B De Oude Pastorie liggen.

Toos Goorhuis over het Pieterpad: Toos Goorhuis (80), maakster van de wandelroute, prijst zich gelukkig: “Zoals het Pieterpad furore heeft gemaakt, is echt wonderbaarlijk. We hadden blijkbaar de tijd mee. Toen we er in 1978 aan begonnen, kwam de belangstelling voor het lange-afstandswandelen net opzetten. Waar die plotselinge interesse vandaan kwam? Zoiets hangt gewoon in de lucht.” Al weet mevrouw Goorhuis de onverhoedse, massale wandeldrift van de Nederlander niet te verklaren, ze herinnert zich nog goed waarom zij zelf ooit op het idee van een trektocht kwam.

“Ik werkte tijdens de oorlog bij de Rekkense Inrichtingen, een instituut voor psychopaten en TBR-veroordeelden. Daar raakte ik bevriend met een collega, Bertje Jens. We gingen tegelijk uit Rekken weg. Ik om te trouwen met een predikant, zij in verband met een andere baan. Omdat Bertje geen ouderlijk huis meer had, vond ik dat ze, toen mijn man en ik in een dorp met een grote pastorie kwamen te wonen, bij ons haar pied-à-terre moest hebben. De feestdagen bracht ze dus altijd bij ons door, en tussendoor ook wel eens een vrij weekend.”

“Nu was mijn man helemaal niet reislustig, terwijl ik juist gek op reizen was en Bertje ook. Toen de jongste van onze zes kinderen vier jaar was, heb ik tegen man en kinderen gezegd: “Jullie kunnen het nu ook wel eens zonder mij redden, ik ga met Bertje op reis”. Mijn man vond het allang prachtig, hoeft híj tenminste niet mee. Vakantie vond-ie wel mooi, maar alleen als hij op terrasjes kon zitten en zich nergens druk over hoefde te maken. Hij wilde het op vakantie beter hebben dan thuis, terwijl ik het juist een sport vond om te kijken hoe ver ik kon komen met een tientje.”

“Dus ging ik met Bertje op reis. De eerste keer naar de Noordkaap, naar Lapland en Leningrad. Daarna deden we het rustiger aan. Doorgaans zochten we het in landelijke gebieden, want we houden allebei veel van de natuur. Vanuit een hotel maakten we dan ochtend-, middag- of dagwandelingen. Op een keer, tijdens zo’n wandeling, vertelde ik Bertje dat ik in mijn jonge jaren met de Vrijzinnig Christelijke Jeugdcentrale een voettocht door het Lake District had gemaakt. ‘Zou zoiets op onze leeftijd nog kunnen?’, vroeg ze. ‘Waarom niet? We gaan gewoon’, antwoordde ik. En toen Bertje erachter kwam dat je door het Zwarte Woud langs gemarkeerde paden kon lopen, wilde ze dat wel eens proberen. We bleken die voettocht – ik was toen 59 en Bertje 61 – uitstekend aan te kunnen. We hebben daar, met de rugzak op, een fantastische vakantie gehad. Iedere dag een stuk verder en ’s avonds maar kijken of er zoiets als Zimmer frei te vinden was. Onderweg bedachten we hoe jammer het eigenlijk was dat je voor een dergelijke trektocht altijd naar het buitenland moest. ‘Dan maken we toch zelf een route in Nederland’, opperde ik. Grote ogen bij Bertje: zélf een route maken! Maar ik zei: ‘Daar is toch geen kunst aan’.”

“Ik was natuurlijk onbelast door kennis van zaken toen ik aan het Pieterpad begon. Het leek me een kwestie van een route uitschrijven op basis van kaarten en klaar was je. Nu was het natuurlijk meer werk dan dat, maar toch is het in principe zo gegaan.”

U ging dus meteen aan de slag?

“Niet meteen. Terug van onze tocht door het Zwarte Woud, maakten we er eerst nog grapjes over hoe we het zouden aanpakken. ‘Dan lopen we elkaar toch gewoon tegemoet’, zei ik – Bertje woonde in Groningen en ik in Tilburg. Maar allengs begon ik er steeds serieuzer over na te denken. Waarom zouden we het niet echt doen? Het leek me best leuk: heerlijk een hele dag buiten, je niet te hoeven afvragen waar je nu weer eens zou wandelen en tegelijkertijd nog iets neerzetten ook.”

“Om een route te krijgen die vergelijkbaar zou zijn met de grote paden in het buitenland, moest in ons kleine Nederland het pad maar meteen helemaal van noord naar zuid lopen, vond ik. Daarmee zou je bovendien door de vrij rustige oostelijke strook van Nederland komen, waar nog veel natuurschoon is. Als thema kon dan dienen dat we de noordelijkste en de zuidelijkste provinciehoofdstad met elkaar verbonden.”

“Vervolgens zocht ik op basis van kaarten uit welke route mij aantrekkelijk leek: zoveel mogelijk onverharde paden, maar tegelijkertijd ook doelgericht. Want als je steeds een stuk zou moeten omlopen om elk natuurgebiedje of kasteeltje mee te pikken, deed je er wel een jaar over om in Maastricht te komen.”

“Zodra ik een stuk had uitgezocht van zo’n 25 … 30 kilometer, gingen Bertje en ik – Bertje ging altijd mee – het traject lopen om te kijken of het ook in de werkelijkheid voldeed. Als dat zo was, schreef ik de route stap voor stap uit. Vaak waren we in één keer klaar, waarna ik ook niet meer ging kijken of er vlakbij nog een ander pad lag dat misschien net iets mooier was. Maar we hebben ook wel eens drie dagen over een stukje van 12 kilometer gedaan voor het naar onze zin was. Ik zocht op de kaart nogal eens een route uit die langs een bosrand liep, maar eenmaal ter plekke bleek soms het zich op de velden ernaast tegen te vallen. Dan moesten we dieper het bos in. Of we kwamen ergens voor een natuurreservaat te staan dat niet toegankelijk voor wandelaars was. En ik had mijn vriendin van tevoren moeten beloven dat ik nergens een bordje ‘verboden toegang’ zou negeren, wat ik normaal wel eens deed. Dus zo is het pad beetje bij beetje ontstaan, tussen 1978 en 1980.”

Hoe kwam u op het idee het stuk naar Pieterburen eraan vast te knopen?

“Toen we weer eens een weekend aan de route werkten, bedachten Bertje en ik dat ons pad ook een naam moest hebben, net als de lange-afstandspaden in het buitenland. Iets verzinnen was niet zo eenvoudig. Maar ik kreeg op een keer – we waren inmiddels in Zuid-Drenthe beland – een ingeving: ‘We moeten niet in Groningen maar in Pieterburen beginnen, want dan kunnen we, omdat in Maastricht de Pietersberg ligt, de route het Pieterpad noemen’. Bertje stemde meteen in: ‘Ja, dat is een alliteratie, dat ligt gemakkelijk in de mond’. Dus hebben we het stukje Pieterburen-Groningen eraan vastgeplakt. En het bleek niet eens zo moeilijk om ook daar een aardige route uit te stippelen, al liggen er in de Groningse landerijen niet veel onverharde paden. Het leuke was dat ik, toen het Pieterpad gepubliceerd was en enige bekendheid begon te krijgen, brieven kreeg waarin mensen schreven: ‘We hebben nooit geweten dat het ook ten noorden van Groningen nog zo mooi is’.”

En was het gemakkelijk om een uitgever te vinden?

“Daar was eerst helemaal geen sprake van. Oorspronkelijk wilden we gewoon een pad uitzetten. We wilden er een stencil van maken voor de kinderen, vrienden, kennissen. Maar een goede vriend in Den Haag zag de route op papier groeien en vond dat ik haar moest uitgeven. Ik kon me echter niet voorstellen dat ik iets gemaakt had dat de moeite van het publiceren waard was. Hij bleef echter aandringen en zei dat de ANWB het vast wel zou willen doen. Hij zat er zo achterheen, dat ik wel iets móest ondernemen. Maar naar de ANWB wilde ik niet. Die organisatie is zo groot en commercieel, dan was ik mijn pad meteen helemaal kwijt, vreesde ik. Dus toen ben ik naar het NIVON gegaan.”

Waarom het NIVON?

“Daar was ik lid van, zonder er overigens verder iets mee te doen. Maar ik kreeg wel hun blad, De Toorts, en wist daardoor zo’n beetje wat er gaande was. Dat het NIVON zich bijvoorbeeld met wandelen bezighield. Al bestond op dat moment alleen nog maar het Drenthepad. Wel was het Overijsselpad op een haar na klaar. Verder had men een route in Gelderland in het hoofd. Het idee van het NIVON was hun Natuurvriendenhuizen door wandelroutes met elkaar te verbinden. Dat was in feite het begin van de NIVON-wandelpaden. Men wilde vormend bezig zijn en dat is wandelen natuurlijk ook. Dat staat in mijn voorwoord bij het Pieterpad: wie niet alleen met de voeten wandelt, maar ook met hart en ziel, zal merken hoeveel er onderweg valt te zien en te beleven. En dat is heel wat.”

“Begin zomer 1980 ben ik met mijn bundeltje ingetekende kaarten en uitgetypte beschrijvingen het bureau van het NIVON binnengestapt en heb de directeur te spreken gevraagd. Veertien dagen later had ik al een brief met een uitnodiging om samen met mijn vriendin te komen praten. Vervolgens werd het Pieterpad in de Commissie Wandelpaden ingebracht, waar het met algemene stemmen als NIVON-route werd aanvaard.”

“Het NIVON vroeg toen ook meteen of Bertje en ik in die Wandelcommissie zitting wilden nemen, om vandaaruit een routeboekje te schrijven. Die uitnodiging heb ik aangenomen, Bertje niet. Omdat men vond dat de route veel te lang was voor één boekje, kreeg ik de opdracht vier gidsjes te maken met stukken van ongeveer 100 km. Ook werd me gevraagd om er wat achtergrondinformatie in te verwerken, liefst over sociale toestanden, om niet een herhaling van een VVV-brochure te krijgen. Dat betekende naar de bibliotheek gaan, boeken verzamelen en een hoop lezen, waarna ik uiteindelijk op zo’n drie à vier bladzijden tekst uitkwam.”

“Toen in het najaar van 1980 de Stichting Lange-Afstand- Wandelpaden (SLAW) werd opgericht, bracht het NIVON daar zijn padenbestand onder. Dus ook het Pieterpad, al was dat op dat moment nog niet uitgegeven. Het NIVON had me op het laatste moment ook nog om een retourbeschrijving gevraagd. Dat was een voorschrift voor alle wandelgidsen die onder auspiciën van de SLAW zouden worden uitgegeven. Dus moesten mijn vriendin en ik weer op pad. Maar waar het kon, heb ik het met de auto gedaan. Ik heb stapvoets over allerlei akkerwegen gereden, alleen om de oriëntatiepunten te noteren.”

“De officiële opening van het Pieterpad vond daarom pas in ’83 plaats, vlak nadat het vierde gidsje klaar was. Daarvoor wilden we een bekend iemand strikken. Mijn vriend uit Den Haag raadde me aan Pieter van Vollenhoven te vragen. ‘Die is nogal op publiciteit, die doet dat vast wel’, zei hij. Maar ik vond dat ik bij een rode club niet kon aankomen met een lid van de koninklijke familie. Daarop stelde hij de staatssecretaris van Economische Zaken, Van Zijl, voor. Die had Toerisme in zijn portefeuille en heette nog Piet ook. Van Zijl stemde meteen toe en binnen enkele dagen was het allemaal geregeld.”

Waarom werd de SLAW eigenlijk opgericht?

“Toen de belangstelling voor het lange-afstandswandelen kwam opzetten, gingen steeds meer verenigingen wandelroutes samenstellen. Het NIVON was een belangrijke club, maar verder had je bijvoorbeeld ook de Nederlandse Tenten Kampeerclub en de ANWB. Men begon zich in die tijd af te vragen of de overheid subsidies zou kunnen verlenen voor het realiseren van wandelroutes met bijbehorende wandelgidsen. Dat bleek in principe wel mogelijk, maar de overheid wilde niet met een hele serie verenigingen onderhandelen en vond dat er een centraal punt moest komen. Men besloot daarom de SLAW op te richten. De ANWB nam ook deel aan de voorbesprekingen maar liet het daarna afweten, waarschijnlijk omdat ze het maar amateuristisch gedoe vonden. Later heeft de ANWB zich alsnog bij de SLAW aangesloten.”

U kwam vervolgens in het bestuur van de SLAW.

“Als mede-oprichter van de SLAW had het NIVON recht op een plaats in het dagelijks bestuur. Ik zat op dat moment al in het hoofdbestuur van het NIVON, maar in 1981 werd ik ook gevraagd om namens het NIVON zitting te nemen in het dagelijks bestuur van de SLAW. Dat was eigenlijk allemaal te vroeg. Ik wist nog bijna van niets, maar ik had wel bestuurlijke ervaring – ik had daarvoor bijna tien jaar in het bestuur van de VPRO gezeten. Als lid van het NIVON-bestuur sprak ik wel mee over allerhande zaken, maar mijn activiteiten lagen uitsluitend op het terrein van het wandelen. Toen ik op een gegeven moment ook nog voorzitter van de Commissie Wandelpaden van het NIVON werd, was ik verantwoordelijk voor het wel en wee van alle NIVON-paden. En daarin heb ik, denk ik, mijn aandeel wel geleverd. Er waren op dat moment allerlei regionale groepen binnen het NIVON bezig met wandelroutes. Ik heb geprobeerd de verschillende uitgaves op elkaar af te stemmen, zodat ze een meer uniform geheel zouden vormen. Maar niet iedereen was altijd even enthousiast over mijn ideeën.”

Men had misschien het idee: die mevrouw Goorhuis met haar Pieterpad is net bij het NIVON…

“… en die zal ons zeker wel eens even vertellen hoe het moet. Ja, die houding ontmoette ik. Maar ik vond dat wel begrijpelijk. Het Pieterpad had van begin af aan succes en daar was men soms wel wat jaloers op. De oplagen van de boekjes werden al spoedig veel groter dan die van andere paden.”

“Het was dus wel eens moeilijk mensen voor mijn ideeën te winnen. Dat was zeker het geval toen het Drenthepad moest worden uitgegeven. Dat gidsje was helemaal in de stijl geschreven van: dan gaan we hier links af; dan zien we rechts een bordje. Daar was ik vreselijk op tegen. Ik wilde het neutraler, gewoon een zakelijke beschrijving. Mensen dachten er te weinig aan dat zo’n boekje niet alleen onder NIVON-ners zou circuleren, maar dat je ermee op een groter publiek mikte.”

Hoe ging het verder met het Pieterpad?

“Van de eerste serie is in dezelfde vorm nog een herdruk verschenen. De boekjes hadden het formaat van een gewoon A4-tje en de achtergrondinformatie was tamelijk summier. Toen ik in het bestuur van de SLAW zat, heb ik op een keer voorgesteld de gidsen op een smaller formaat te herdrukken, zodat je ze, net als de Engelse boekjes die ik onder ogen had gekregen, makkelijker in je zak kon steken. Ook werd toen besloten om er twee boekjes van te maken. Ik werkte inmiddels samen met Wim van der Ende, een sociaal-geograaf die door het NIVON als stafmedewerker voor de wandelpaden in dienst was genomen en van ieder knobbeltje in het land weet hoe het ontstaan is. Hij heeft voor deze herdruk de achtergrondinformatie geschreven. Maar de routebeschrijving is nog altijd volledig van mijn hand.”

“Wat de route betreft, die moet nog steeds worden aangepast, omdat er voortdurend wijzigingen in het landschap optreden. Er verdwijnt bijvoorbeeld een stuk grond door dorps- of stadsuitbreiding. Of er zijn snelwegen aangelegd die je slechts op bepaalde plekken kunt passeren.”

“Verder zijn Van der Ende en ik ook begonnen met het verzamelen van overnachtingsadressen. Daarbij geldt maar één criterium: het adres moet aan de route liggen of maximaal 2 km er vandaan. Want als mensen de hele dag gewandeld hebben, willen ze niet nog einden lopen om te kunnen overnachten.”

“Met de prijs van de overnachtingen hebben we geen rekening gehouden. In feite wandelen alle soorten beurzen over het Pieterpad. Uit onderzoeken van onder andere de Hogeschool voor Toerisme en Verkeer in Breda is gebleken dat het lange-afstandswandelpubliek vooral uit, zeg maar, Volkskrant- en NRC-lezers en studenten bestaat: wat meer ontwikkelde mensen dus, links georiënteerd en vaak ook alternatief. Een mooi voorbeeld van dat laatste vind ik het initiatief van een pannekoekenhuis op de Duivelsberg nabij Berg en Dal. Daar heeft men de langskomende wandelaars goed geobserveerd en een speciale, alternatieve ‘Pieterpad-pannekoek’ op het menu gezet: vegetarisch, met noten en honing in plaats van stroop.”

En wandelt u zelf ook nog steeds over het Pieterpad?

“Dat wel, al is het looptempo gedaald en zijn de afstanden kleiner geworden. Zo erg is dat overigens niet. Als ik maar hele dagen buiten kan zijn en tegelijk iets zinnigs kan doen, is dat voor mij het voornaamste. Bovendien hebben Van der Ende en ik, als we met de route bezig zijn, vaak leuke ontmoetingen met wandelaars. Want Pieterpad-wandelaars groeten elkaar meestal, dus komt het al snel tot een praatje. ‘Lopen jullie ook het Pieterpad?’, vragen ze dan. Zodra ze er dan achter komen wie ik ben, moeten er handtekeningen worden gezet en foto’s gemaakt. Dat vind ik gewoonweg schitterend. Maar ik ben nu aan mijn tachtigste levensjaar bezig en vind het zo langzamerhand welletjes worden. Sedert ongeveer een jaar is er een Werkgroep Pieterpad. Die heeft de zorg om de route op peil te houden op zich genomen en dat geeft mij het gevoel dat ik er nu met een gerust hart kan uitstappen.”

© Gerard Leenders, Pythia Dekker en Op Lemen Voeten, 1994

B&B De Oude Pastorie, voor nét dat B-tje meer..!